Bijzonder toch, bij de meeste labwaarden ligt het vast wat goed is en wat niet. Fascinerend hoe dat in elkaar zit bij de schildklier.
Is er verschil tussen die meeste labwaarden en die van de schildklier (of hier hypofyse (TSH))?
De NVKC noemt het zo op
https://www.nvkc.nl/zoek-een-test/eenhe ... tiewaarden:
Om de uitslag van een laboratoriumtest te kunnen beoordelen, wordt deze meestal vergeleken met de zogenaamde. ‘referentiewaarden’ of ‘normaalwaarden’. De referentiewaarde is over het algemeen geen enkel getal maar een interval. Dit interval is zo gekozen dat 95% van de onderzochte gezonde mensen de uitslag binnen de grenzen blijft van die test. Dit betekent dat bij 5% van de gezonde mensen een uitslag wordt gevonden buiten de referentiewaarden; bij 2,5% een hogere en bij 2,5% een lagere uitslag, Dit geeft al aan dat een (lichte) afwijking niet meteen betekent dat er iets aan de hand is.
- Bel.jpg (29.93 KiB) 2870 keer bekeken
...........
Wikipedia legt het zo uit op
https://nl.wikipedia.org/wiki/Normaalwaarde:
De normaalwaarde (of referentiewaarde) is in de geneeskunde meestal niet een waarde, maar een interval, waarbinnen bij een bepaald onderzoek de uitkomst van dat onderzoek 'hoort te vallen'.
De meeste waarden die kunnen worden gemeten hebben een bepaalde waarschijnlijkheid van voorkomen. Er is een piek, waar de meeste bepalingen uitkomen; de kans op een hogere of lagere waarde wordt kleiner naarmate men verder van deze modus afgaat.
Veel bepalingen zijn min of meer normaal verdeeld, maar veel bepalingen hebben ook een duidelijk scheve verdeling, met dan meestal aan de 'hoge' kant een veel langere staart dan aan de 'lage'.
De normaalwaarde wordt nu in het algemeen zo gedefinieerd dat 95% van de onderzochte, gezonde mensen binnen de referentiegrenzen blijft.
Dit houdt dus in dat men zelfs bij een gezond mens 5% kans heeft bij een willekeurige bepaling een afwijkende uitslag te vinden, en dat als men 20 bepalingen doet – in moderne ziekenhuizen als routine zeker niet ongebruikelijk – de kans is dat er ten minste één bij zit die abnormaal is de 100% begint te naderen (1 – 0,9520). Interpretatie van een bij toeval gevonden verhoogde waarde moet dus met voorzichtigheid geschieden. Een toevallig gevonden lichte verhoging van een bepaling die geen relatie heeft met de ziekte waaraan wordt gedacht heeft heel vaak geen betekenis.
Verder hangt het normale bereik vaak samen met geslacht en leeftijd van de patiënt en met andere gegevens, bijvoorbeeld hoelang voor de bloedafname er nog gegeten is. Daarnaast zijn normaalwaarden afhankelijk van de analysemethode waarmee ze zijn vastgesteld. Dit betekent dat voor de interpretatie van een testuitslag altijd gerefereerd moet worden aan de bijbehorende normaalwaarden.
..........
Op Schildkliertje zie je de Gauss-kromme voor TSH op
http://schildkliertje.blogspot.nl/2012/ ... curve.html met uitleg:
- Tsh-curve.jpg (18 KiB) 2871 keer bekeken
..........
Uitleg over de normaalwaarde van TSH vind je verder in de NHG-standaard
https://www.nhg.org/standaarden/volledi ... en#note-21:
Hollowell bepaalde in een Amerikaans bevolkingsonderzoek onder andere het TSH bij 13.344 personen zonder schildklierziekte of risicofactor hiervoor [Hollowell 2002]. In deze groep had 95% een TSH tussen 0,45 en 4,12 mU/l, waarmee per definitie de referentiewaarden voor deze groep en voor de gebruikte test waren gevonden. De gemiddelde TSH was 1,39 mU/l, dus laag-normaal; ongeveer driekwart van de onderzochten had een TSH tussen 0,5 en 2,0 mU/l.
Kratzsch deed een vergelijkbaar onderzoek bij donoren [Kratzsch 2005]. Exclusiecriteria waren de aanwezigheid van een schildklierziekte of een risicofactor hiervoor, alsmede afwijkingen van de schildklier bij echoscopie. De onderzoekers vonden als referentiewaarden voor TSH 0,40 tot 3,77 mU/l (respectievelijk 2,5e en 97,5e percentiel), met als mediane waarde 1,35 mU/l. Er waren geen significante verschillen tussen vrouwen en mannen. Hamilton komt in een populatieonderzoek onder patiënten zonder schildklierziekte (n = 1861) tot een vergelijkbare conclusie [Hamilton 2008].
De werkgroep concludeert dat het TSH bij mensen zonder schildklierziekten niet normaal zijn verdeeld; er is een duidelijke oververtegenwoordiging van de lagere waarden.