Misvatting behandeling subklinische hypothyreoïdie
Geplaatst: 21 jul 2022, 12:13
Behandeling subklinische hypothyreoïdie
Bij gezonde mensen is het gebruik van schildklierhormoon thyroxine (L-T4) gemiddeld 100 µg per 24 uur.
Als een schildklier deze hoeveelheid niet meer kan produceren ontstaat aanvankelijk een subklinische hypothyreoïdie waarbij de hypofyse probeert de schildklier aan te zetten tot de gewenste hoeveelheid door te reageren met een verhoogde TSH.
Stel dat de TSH gemiddeld normaal 1.5 mU/L was, dan zal bij een beginnende hypothyreoïdie deze waarde stijgen en uiteindelijk de grenswaarde van 4 mU/l, dus net boven de referentiewaarde, bereiken.
Echter, de schildklier kan niet meer dan 90 µg T4 per 24 uur aanmaken en een vehoging van de TSH zal niet resulteren in meer schildklierhormoon.
De behandeling
Er bestaat een klein tekort aan schildklierhormoon.
Volgens de huidige klinische opvattingen kan dit worden goedgemaakt door het kleine tekort aan te vullen met een kleine dosis levothyroxine.
Vaak wordt gekozen voor een aanvulling van 25 of 50 µg levothyroxine.
Soms zelfs met 12.5 µg.
Deze gedachte berust op een misvatting.
Als de schildklier nog maar 90 µg T4 aanmaakt per 24 uur dan zal in die toestand een TSH van ongeveer 7 mU/L worden gemeten in het lab. Deze TSH-waarde is dan in evenwicht met de maximaal aangemaakte 90 µg/ 24u.
Door een toevoeging van een tablet L-T4 van 25 µg zal de TSH snel dalen naar een niveau dat overeenkomt met de extern toegevoegde hoeveelheid L-T4.
Met deze 25 µg toegevoegde L-T4 zal de gemankeerde schildklier in die tijd maar 90 - 25 = 65 µg behoeven te produceren.
En na 24 uur is de toestand als voorheen.
Eenzelfde vervangingspoging kan worden gedaan met 50 µg L-T4. De schildklier behoeft dan maar 90 – 50 = 40 µg T4/24u te produceren en na 24 uur is de toestand weer als voorheen. Er is geen opbouw, er wordt gewoon opgesnoept. Het resultaat zijn zwabberende waarden over de dag: een paar uur na het grein L-T4 iets lagere TSH's. Daarna zwabbert de TSH weer omhoog.
Het is duidelijk dat deze behandelwijze geen verandering van de subklinische hypothyreoïdie zal bewerkstelligen.
Pas als de waarde van 90 µg wordt overschreden met bijvoorbeeld 100 µg L-T4 heeft de inmiddels nog nauwelijks functionerende schildklier geen ruimte meer om minder te produceren.
In dit voorbeeld wordt met een dosering van 100 µg L-T4 in ieder geval voldaan aan de dagelijkse behoefte van 100 µg T4 en een nog rommelende gemankeerde schildklier heeft hier niets meer tegen in te brengen.
Bovenstaand voorbeeld illustreert de tekortkomingen in de huidige opvatting bij behandelaars over de behandeling van een subklinische hypothyreoïdie.
Bij gezonde mensen is het gebruik van schildklierhormoon thyroxine (L-T4) gemiddeld 100 µg per 24 uur.
Als een schildklier deze hoeveelheid niet meer kan produceren ontstaat aanvankelijk een subklinische hypothyreoïdie waarbij de hypofyse probeert de schildklier aan te zetten tot de gewenste hoeveelheid door te reageren met een verhoogde TSH.
Stel dat de TSH gemiddeld normaal 1.5 mU/L was, dan zal bij een beginnende hypothyreoïdie deze waarde stijgen en uiteindelijk de grenswaarde van 4 mU/l, dus net boven de referentiewaarde, bereiken.
Echter, de schildklier kan niet meer dan 90 µg T4 per 24 uur aanmaken en een vehoging van de TSH zal niet resulteren in meer schildklierhormoon.
De behandeling
Er bestaat een klein tekort aan schildklierhormoon.
Volgens de huidige klinische opvattingen kan dit worden goedgemaakt door het kleine tekort aan te vullen met een kleine dosis levothyroxine.
Vaak wordt gekozen voor een aanvulling van 25 of 50 µg levothyroxine.
Soms zelfs met 12.5 µg.
Deze gedachte berust op een misvatting.
Als de schildklier nog maar 90 µg T4 aanmaakt per 24 uur dan zal in die toestand een TSH van ongeveer 7 mU/L worden gemeten in het lab. Deze TSH-waarde is dan in evenwicht met de maximaal aangemaakte 90 µg/ 24u.
Door een toevoeging van een tablet L-T4 van 25 µg zal de TSH snel dalen naar een niveau dat overeenkomt met de extern toegevoegde hoeveelheid L-T4.
Met deze 25 µg toegevoegde L-T4 zal de gemankeerde schildklier in die tijd maar 90 - 25 = 65 µg behoeven te produceren.
En na 24 uur is de toestand als voorheen.
Eenzelfde vervangingspoging kan worden gedaan met 50 µg L-T4. De schildklier behoeft dan maar 90 – 50 = 40 µg T4/24u te produceren en na 24 uur is de toestand weer als voorheen. Er is geen opbouw, er wordt gewoon opgesnoept. Het resultaat zijn zwabberende waarden over de dag: een paar uur na het grein L-T4 iets lagere TSH's. Daarna zwabbert de TSH weer omhoog.
Het is duidelijk dat deze behandelwijze geen verandering van de subklinische hypothyreoïdie zal bewerkstelligen.
Pas als de waarde van 90 µg wordt overschreden met bijvoorbeeld 100 µg L-T4 heeft de inmiddels nog nauwelijks functionerende schildklier geen ruimte meer om minder te produceren.
In dit voorbeeld wordt met een dosering van 100 µg L-T4 in ieder geval voldaan aan de dagelijkse behoefte van 100 µg T4 en een nog rommelende gemankeerde schildklier heeft hier niets meer tegen in te brengen.
Bovenstaand voorbeeld illustreert de tekortkomingen in de huidige opvatting bij behandelaars over de behandeling van een subklinische hypothyreoïdie.