Klinische les, Tjitske van den Bruele en Hedwig M.M. Vos
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde
Enkele passages:
Het is u vast niet ontgaan dat de patiënt vaak al vóór het bezoek aan een arts medische informatie opzoekt via het internet. Bij het vaststellen en bespreken van de hulpvraag moet de arts rekening houden met de extra kennis die de patiënt al heeft verzameld via het internet. Wij illustreren het belang hiervan aan de hand van 2 ziektegeschiedenissen.De websites http://www.betrouwbarebron.nl en http://www.thuisarts.nl zijn voorbeelden van onafhankelijke websites die verantwoorde Nederlandstalige informatie over ziekten bundelen die afkomstig is van aantoonbaar betrouwbare organisaties. Deze websites zijn initiatieven van medisch specialisten en huisartsen.
Patiënt A is een 32-jarige man die ons spreekuur bezoekt vanwege drukpijn boven het rechter oog. Deze pijn is begonnen na een verkoudheid en is sinds 7 weken aanwezig. Patiënt googelde zelf zijn symptomen en kwam aanvankelijk tot de conclusie dat hij een sinusitis had. Hij volgde de adviezen die op internet werden gegeven, namelijk om te stomen, zoute neusspray (NaCl 0,9%) en gedurende 1 week xylometazolineneusspray te gebruiken. Tevens nam hij paracetamol en ibuprofen in in adequate doseringen vanwege de pijn. Op 1 van de bezochte websites werd geadviseerd om een arts te raadplegen als de klachten na 4 weken niet verdwenen waren en daarom bezoekt patiënt nu ons spreekuur.
Patiënt B is een 31-jarige vrouw met klachten van extreme vermoeidheid, traagheid en lusteloosheid. Deze klachten zijn direct na de bevalling van haar 2e kind ontstaan. Tijdens deze bevalling kreeg zij een collaps, die op dat moment niet aanvullend werd onderzocht. Verder verliep de bevalling ongecompliceerd. Vanwege deze klachten bezocht patiënte eerst haar vorige huisarts. Deze verrichtte laboratoriumonderzoek dat geen afwijkingen liet zien, behalve een licht verlaagde TSH-waarde (0,39 mIU/l; referentiewaarde: 0,40-4,0) met een niet-afwijkende concentratie van vrij T4 (11,5 pmol/l; referentiewaarde: 10,0-24,0).
6 weken postpartum collabeerde patiënte enkele malen. Er werd geen cardiale oorzaak voor deze collaps gevonden, tevens werd uitgesloten dat ze postpartum thyreoïditis zou hebben. Hierbij werden de diagnoses ‘chronische hyperventilatie’ en ‘postpartumdepressie’ overwogen. Patiënte zocht vervolgens naar deze diagnoses en naar een verklaring voor haar klachten op het internet. In de overwogen diagnoses kon ze zich niet herkennen, maar wel in een mogelijke hormonale stoornis, zoals het syndroom van Sheehan. Op verzoek van patiënte verwezen wij haar vervolgens naar de internist, waarbij ze ons overigens nog niet vertelde dat ze zelf vermoedde het syndroom van Sheehan te hebben. De internist vond een niet-afwijkende TSH-waarde (0,93 mIU/l) en een niet-afwijkende concentratie van vrij T4 (12,2 pmol/l). De gemeten T4-concentratie bevond zich weliswaar in het lage bereik van de referentiewaarde, maar de internist vond dit passen bij het feit dat ze recent bevallen was.
De klachten verminderden niet. Via internet kwam patiënte op fora terecht, die haar op het spoor zetten van een disfunctionerende bijnier als verklaring voor de klachten. Omdat de gemeten T4-concentraties steeds in het lage bereik van de referentiewaarde vielen, gaven wij patiënte suppletie van het schildklierhormoon, wat haar klachten iets deed verminderen.
Uiteindelijk zocht patiënte via de Nederlandse Hypofyse Stichting de naam van een medisch specialist op het gebied van het syndroom van Sheehan. Pas toen ze vroeg om verwijzing naar deze specialist werd ons duidelijk dat ze deze diagnose steeds besprak met de medisch specialisten naar wie ze verwezen was, en dat deze diagnose steeds verworpen werd. Wij waren er tot op dat moment niet van op de hoogte dat patiënte zelf in het bijzonder dit syndroom in gedachten had als verklaring voor haar klachten, al stond het syndroom van Sheehan uiteraard wel in onze differentiaaldiagnose. We verwezen haar naar deze gespecialiseerde endocrinoloog; deze heeft, 4 jaar na haar bevalling, geen hormonale stoornis vastgesteld.
Beschouwing
Het internet blijkt in toenemende mate een belangrijke bron voor patiënten om medische informatie op te zoeken, of artsen dat nu willen of niet. Dit verandert de arts-patiëntrelatie. De patiënt krijgt steeds meer medische kennis en wil meebeslissen over het beleid. Maar dat is niet het enige. Een zoektocht op het internet kan mensen ook bang maken omdat ze ergens gelezen hebben dat hun symptomen wellicht het beginstadium van een ernstige aandoening zijn. Dit maakt het voor de arts niet altijd even gemakkelijk om diens gedachtegang uit te leggen aan de patiënt.
Lees het volledige artikel: Dokter, weet dat uw patiënt googelt - Internet en de medische hulpvraag